‘Exportgroei moet nog meer van kmo’s komen’

België is als open economie een exportland bij uitstek, maar ons aandeel in de werelduitvoer krimpt wel. Toch is er hoop voor kmo’s die internationaal willen gaan, zeggen Belgische ondernemers en managers met een pedigree in exportbusiness.

Ondanks een positieve groei van de totale uitvoer is het aandeel van België in de wereldexportmarkten tussen 2002 en 2011 gekrompen, zowel voor goederen (-21%) als voor diensten (-9%). En voor hightechuitvoer en export naar groeilanden doet België het slechter dan het Europese gemiddelde. Nochtans hangt de groei van ontwikkelde landen af van de specialisatie in activiteiten met hoge toegevoegde waarde. Ook blijkt dat een belangrijk deel van de exportwaarde gerealiseerd wordt door dochterondernemingen van buitenlandse bedrijven. 51 procent van de Belgische export van grote ondernemingen is te danken aan dochterbedrijven van multinationals.

Al deze cijfers komen uit een onderzoek van Leo Sleuwaegen (Vlerick Business School) en Carine Peeters (Solvay) in opdracht van het VBO. Zinkt België weg als exportnatie? Toch niet, want de helft van de exporterende kmo’s begint daar al heel vroeg na de oprichting mee. Deze zogenaamde ‘Born Globals’ zijn cruciaal voor de Belgische exporteconomie. Dat zeggen de ervaringsdeskundigen in export en internationaal ondernemen die Trends samenbracht om te reageren op de studie.

Rond de tafel vinden we Pierre Alain De Smedt, voorzitter van het VBO en jarenlang als CEO actief in de auto-industrie, onder andere van Volkswagen en Ford in Zuid-Amerika; Carl Van Camp, actief in internationale functies voor Total; Steven Cuypers, CEO van Orfit, een specialist in de ontwikkeling van medische hulpmiddelen zoals spalken en prothesemateriaal; en ten slotte Bart Becks, ex-Skynet en -Netlog en nu CEO bij het platenlabel Sonic Angel.

Het aandeel van België in de wereldexport van goederen daalde de voorbije tien jaar van 3,14 procent van het totaal in 2002 tot 2,62 procent nu. Nederland en Duitsland daalden minder. Is dat een reden tot bezorgdheid?

PIERRE ALAIN DE SMEDT. “Dat was bijna onvermijdelijk, gezien de toenemende export uit de BRIC-landen. Maar we moeten toch vaststellen dat we te conservatief zijn geweest. Onze buitenlandse handel gaat voor 50 procent naar de buurlanden en blijft voor 75 procent in Europa. Slechts 8,5 procent gaat naar de BRIC-landen. België moet inspanningen doen in de richting van die landen. Maar ik blijf optimistisch: in de chemie, microchemie en farma zijn we wereldspelers. Het standpunt van het VBO was altijd dat het om een en-enverhaal gaat. De loonkosten zijn een probleem voor onze exportbedrijven en daarnaast moet er aandacht zijn voor innovatieve producten.”

Is het niet normaal dat België vooral naar andere EU-landen exporteert? Door onze centrale ligging zijn we een uitvalsbasis voor dochterondernemingen van multinationals die hun producten over heel Europa verdelen.

CARL VAN CAMP. “Je moet een onderscheid maken. Enerzijds heb je de hoogtechnologische producten die geëxporteerd worden omdat weinig andere mensen ze kunnen maken: Belgische bedrijven worden daar beter in. Daarnaast zijn er de producten die iedereen kan maken. Daar speelt de competitiviteit een belangrijke rol en heeft België het moeilijk. Dan gaat het niet alleen over loonkosten, maar ook over reglementering en rechtsonzekerheid door een snel veranderende wetgeving. Dat is een nadeel, ook ten opzichte van buurlanden.”

DE SMEDT. “Ik heb die evolutie van dichtbij gevolgd vanuit mijn branche, de autosector. Die hoge loonkosten zijn er niet altijd geweest. België is altijd een grote autoassembleur geweest, maar de voorbije jaren gingen twee fabrieken verloren. Toen ik Volkswagen in Vorst leidde, hadden wij een voordeel in productiekosten en dus loonkosten van 20 procent. Nu weet iedereen dat België 30 procent duurder is dan Duitsland.”

STEVEN CUYPERS. “Onze grootste klant is een Duits bedrijf. We werken er al bijna dertig jaar mee samen. Enkele maanden geleden lieten ze weten dat ze in eigen land een alternatief gevonden hebben dat 20 procent goedkoper is. Dat is dus naast de deur, niet in het Verre Oosten.”

Hoe gaat u daar als familiale kmo mee om?

CUYPERS. “De exportactiviteit binnen Europa daalt, maar we zijn in zo veel landen aanwezig dat we eigenlijk altijd een balans hebben. Een kmo moet dat meenemen in haar exportstrategie. Je moet onmiddellijk in zo veel mogelijk landen actief zijn, ook buiten Europa. Het moet al flink mislopen om dan enkel op basis van kostprijs uit de markt te worden geduwd. Die diversiteit aan afzetmarkten aanboren is niet eenvoudig, maar zo’n strategie werkt wel. Dat is de eigenschap van een Born Global-exportbedrijf. Dat soort kmo’s zal almaar meer voor exportgroei moeten zorgen.”

VAN CAMP. “De eerste voorwaarde blijft natuurlijk een goed verkoopbaar product. Actief zijn in verschillende landen is dan het logische gevolg.”

CUYPERS. “Je product moet het olympisch minimum te halen. En bereid je voor op een aantal onvermijdelijkheden. Of je nu naar China gaat of niet, je wordt gekopieerd. In bepaalde straten in Sjang-hai zie je onderdelen liggen die nagemaakt zijn. Ze worden wel nog niet naar hier geëxporteerd. De bescherming van intellectuele eigendom is een probleem voor groeibedrijven die exporteren. Hier moeten we een tegenwicht vormen.”

Hoe?

CUYPERS. “Door de Chinese partners bewust te maken van dat probleem. Dat valt niet in dovemansoren. Het gros van de processen over intellectuele eigendom is tussen Chinese bedrijven.”

VAN CAMP. “En nu kunnen de Russen beginnen met massaal te kopiëren.”

CUYPERS. “Daar is corruptie het grootste probleem. Als klein bedrijf kan je daar niets tegen doen.”

Iedereen heeft het over onze behoefte aan meer export. Maar is het niet beter dat Belgische bedrijven gewoon ter plaatse produceren?

DE SMEDT. “Vaak wel, want we hebben door onze competitiviteitsproblemen soms geen andere oplossing. Ik geef het voorbeeld van Deceuninck, waar ik voorzitter ben van de raad van bestuur. Al jaren stijgt de vraag naar goedkope raamprofielen. Wel, Deceuninck heeft een fantastisch dochterbedrijf in Turkije. Dat is competitief en exporteert naar India. Vanuit België kan dat niet meer.”

BART BECKS. “Startende bedrijven moeten bijna onmiddellijk internationaal gaan. Mensen van hier met goede ideeën richten hun bedrijf op vanuit de VS of Singapore. Ze zoeken plaatsen waar veel kapitaal beschikbaar is. In Singapore maakt een lokale accountmanager van de overheid je wegwijs in de opstart van een bedrijf. Zo trekt het startende bedrijven aan.”

Lopen jonge ondernemers weg omdat er in België een gebrek aan kapitaal is?

BECKS. “Ik merk een gebrek aan durf om grote investeringen te doen. Voor jonge starters is het problematisch omdat heel wat investeringsfondsen hoger mikken. Ze investeren minder in start-ups. De pure durfkapitalisten die in België early stage-investeringen doen, kan je in één dag bezoeken. Dat wordt voor een deel opgevuld door businessangels, maar het blijven kleine bedragen. IT-ondernemer Dries Buytaert van Acquia werd succesvol omdat hij naar de VS ging. Sébastien de Halleux richtte er Playfish op, een bedrijf dat spelletjes en Facebook-applicaties maakt. Hij verkocht het succesvolle bedrijf voor 400 miljoen euro.”

DE SMEDT. “Er is in het buitenland wel belangstelling voor onze spin-offs. Een studie van het VBO en Accenture leert dat de meeste talenten die bedrijven ontberen, mensen zijn met internationale ervaring en kennis van buitenlandse markten. Dat speelt ook een rol in de concurrentiepositie van een onderneming. We moeten meer tijd steken in het klaarstomen van de mensen voor internationale functies, ook in kmo’s. Volgende maand start daarrond een opleiding die ingaat op alle aspecten van de interna-tionalisering: het juridische, het finan-ciële,… Zo creëren we exporttalent.”

Wat is het grootste probleem voor kmo’s die internationaal willen gaan?

CUYPERS. “Je moet eenvoudige dingen overwinnen. Je moet mensen hebben die de taal kennen en begrijpen wat een andere zakelijke cultuur, of cultuur tout court betekent voor je bedrijf. Een voorbeeld. Wij hebben een bloeiende business met Iran. Het grootste probleem van onze verdeler daar is aan dollars of euro’s te geraken om onze goederen te kunnen importeren. Dat gaat tegenwoordig via Australië. Op een bepaald moment leggen we onze voorraad aan en bereiden we onze bestellingen voor. Maar plots valt een bestelling bij een grote Iraanse klant weg omdat zijn kredietlijn opdroogt. De goederen waren al verpakt. Gelukkig kreeg hij een nieuwe kredietlijn en bestelde hij zelfs meer dan gepland.”

ALAIN MOUTON, FOTOGRAFIE FILIP VAN LOOCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content