Estland, van sovjetstaat naar start-upparadijs

TALLINN Tegen 2020 wil Estland een van de beste landen ter wereld zijn om een bedrijf op te richten. © IS

Nergens zijn er meer start-ups per hoofd dan in Estland. Per 1 juli neemt Estland het voorzitterschap van de Europese Raad over. Het land wil fel inzetten op de digitalisering van Europa. En het weet hoe dat moet. “Skype leerde ons dat we grote dingen kunnen verwezenlijken in een klein land.”

Een president in een hip T-shirt van een start-up in een nachtclub in Helsinki. Je ziet het niet elke dag. De Estse president Kersti Kaljulaid draait er haar hand niet voor om. Ze is er voor het techevenement Slush, in het gezelschap van ondernemers uit haar land. Geen kat die ervan opkijkt aan de overkant van de Baltische Zee. De vorige president, Toomas Hendrik Ilves, tweet vrijwel enkel over technologie. Hij wilde van Estland de antithese van Rusland maken – open en transparant – en zette daarvoor fors in op technologie en ondernemerschap. In die opzet is hij geslaagd. In december 2016 kroonde het Wereld Economisch Forum Estland tot het meest ondernemende land van Europa, voor Zweden en Letland. Die status heeft het vooral te danken aan een sprankelende start-upscene. In de hoofdstad Tallinn struikel je vaker over een ondernemer met een Mac dan over een zatte Brit op vrijgezellenweekend. Hoe werkte de ex-sovjetstaat zich op tot toonaangevend technologieland?

Winnaarsgeneratie

‘Het woord ‘planeconomie’ had een negatieve bijklank. Lange tijd was er geen ondernemings- of innovatiebeleid’

De geschiedenis van Estland is er een van onderdrukking. Zweden, Denen, Duitsers, Russen, er is in de wijde omgeving nauwelijks een volk dat nooit de plak zwaaide op Ests grondgebied. De Esten kweekten zo haar op de tanden. Ze gaan prat op hun inventiviteit en doorzettingsvermogen. “Werk hard en de liefde zal volgen”, schrijft de romanschrijver Anton Hansen Tammsaare. Dat lijkt de nationale leuze te zijn. Toen de rook van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren negentig optrok, stonden de Esten te popelen om er voor eigen rekening iets van te maken. “Steve Jobs zei: ‘Stay hungry, stay foolish.’ Na de implosie van de USSR waren de jonge Esten hongerig”, vertelt Ede Tamkivi van Eesti 2.0, een organisatie die jongeren warm poogt te maken voor een toekomst in technologie. We zitten toepasselijk in het Museum van de Bezetting, dat in het Ests Vrijheidsmuseum heet. “Tijdens de bezetting hadden we niets. Iedereen met een beetje ondernemersbloed in de aderen wilde daarna iets doen.”

Het is de winnaarsgeneratie, de twintigers en dertigers die na de val van het IJzeren Gordijn gouden zaakjes doen. Maar voor elke winnaar is er een verliezer. De ouderen zijn verbrand door de manier van denken in de Sovjet-Unie en passen niet in het nieuwe Estland. Ze staan collectief buitenspel. Die generatie is in haar geheel opgeofferd op de slachtbank van de innovatie.

Na het verdwijnen van de Sovjets belandde de communistische leer snel bij het grof huisvuil. Aan de Baltische kusten grepen piepjonge politici de macht – de toenmalige premier, Mart Laar, was 32 jaar – en die zwoeren bij een ongebreidelde vrijemarkteconomie. De breuk was radicaal. “Het woord ‘planeconomie’ had een negatieve bijklank. Lange tijd was er geen ondernemings- of innovatiebeleid. De politiek bleef er liever met de handen af”, zegt Erkki Karo, de directeur van het departement Innovatie en Bestuur van de Technische Universiteit Tallinn. “Door dat no policy-beleid was het voor ondernemers een kwestie van zwemmen of zinken.”

Estse maffia

Esten voelen zich meer verwant met Noord- dan met Oost-Europa, waardoor ze in de jaren negentig toenadering zochten tot Zweden en Finland. Terwijl de rest van Europa nog faxte, werkten ze daar al met e-mail. Zo pikte Estland razendsnel goede gewoontes op. Waar slechts de helft van het land in 1991 telefoon had, was zes jaar later 97 procent van de scholen online. Universele toegang tot internet is een van de Estse stokpaardjes. Estland prijst zich aan met de slogan ‘wifi in het bos’. Niet enkel om de aandacht te vestigen op de uitgestrekte bossen, wifi is een Ests basismensenrecht.

Het land heeft nog een troef. Er valt de Sovjets misschien veel te verwijten, maar niet dat ze geen deftig schoolsysteem zouden hebben nagelaten. In de Sovjet-Unie was Estland al een uitblinker in technologie en innovatie. In 2016 moeten Estse scholieren geen enkel Europees land laten voorgaan in de PISA-test voor exacte wetenschappen. Ook voor wiskunde scoren Esten goed. De toekomst van Estland ligt in de technologie.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Zweed Niklas Zennström en de Deen Janus Friis programmeurs zochten in Estland toen ze in 2003 Skype bedacht hadden. Vier jonge kerels schreven de software in een keuken in Tallinn. Zo kreeg Estland zijn eigen Nokia te pakken. “Skype leerde ons dat we grote dingen kunnen verwezenlijken in een klein land”, zegt Ede Tamkivi. Haar man, Sten Tamkivi, is een van de vier programmeurs. “Het gaf ons zelfvertrouwen en nationale trots.”

Aan de overname van Skype – eerst door eBay, daarna door Microsoft – hielden de vier een spaarpotje over waarmee ze zelf start-ups konden lanceren. Twee van hen stampten TransferWise uit de grond, een bedrijf dat het goedkoper maakt geld over de landsgrenzen te zenden. In het zog van de vier Esten vormde zich een fervente scene. Zo ontstond de #estonianmafia, een referentie aan de PayPal-maffia die verantwoordelijk is voor een rist van de meest succesvolle start-ups in Silicon Valley. Karo: “Er zijn slechts twee universitaire IT-programma’s en de opdeling tussen privé en de publieke sector is gering. Het is doodgewoon dat een bureaucraat een start-up heeft. Iedereen kent elkaar en gunt elkaar het licht in de ogen. Competitie is er nauwelijks, elk bedrijf heeft zijn niche. De enige strijd gaat om menselijk kapitaal.”

Uitvinder van 16

Estland doet er alles aan om zijn overheid te stroomlijnen en te ontdoen van kafkaiaanse kinken in de kabel. Het land is wereldleider in het digitaliseren van overheidsdiensten. Dat is wat Karoli Hindriks de gebruiksvriendelijkheid van een land noemt. Zij is de CEO van Jobbatical, dat werken in het buitenland stimuleert. “Een onderneming oprichten is hier kinderspel. Het duurde online tien minuten en kostte me initieel 180 dollar. Zo kon ik me concentreren op mijn zaak. Als iets bureaucratisch langer dan tien minuten duurt, geraak ik al gefrustreerd. Het is moeilijk voor te stellen hoe mensen ondernemen in een maatschappij waar het maanden duurt om iets gedaan te krijgen.”

In plaats van rijst naar een dorp te brengen, leg je de mensen beter uit hoe ze rijst verbouwen

Hindriks is een wandelend reclamepaneel voor ondernemerschap in Estland. Als 16-jarige was ze in 1999 ‘s lands jongste uitvinder, met dank aan een schoolproject over modieuze zachte reflectors. “Ik vertelde mijn vader er ‘s avonds over. Hij had het kunnen weglachen, maar moedigde me aan het patentkantoor te bellen. Ik wist niet eens wat een patent was. Als pubermeisje uit een doodgewone school in Oost-Europa kreeg ik door dat vaderlijke duwtje het gevoel dat mijn ideeën ertoe deden.” Hindriks roemt Estland als een vlakke maatschappij waar weinig barrières zijn die mensen verhinderen hogerop te komen. “Het volstaat hard te werken en goed te zijn. Dat is niet altijd zo in volwassener samenlevingen.”

Veel Estse ondernemingen hebben een internationale blik gemeen. Skype maakt communicatie mogelijk tussen mensen op verschillende continenten. TransferWise biedt de mogelijkheid geld internationaal te versturen. Teleport van Sten Tamkivi wil de ongemakken van een verhuizing naar een stad in een ander land elimineren. Jobbatical moedigt mensen aan elders werk te zoeken. “In de Sovjet-Unie leefden we in totale isolatie”, zegt Hindriks. “Nadien studeerde ik een jaar in de Verenigde Staten. Ik bedacht me dat de wereld een betere plaats zou zijn als iedereen eens in het buitenland zou wonen. Veel van onze inspanningen draaien om het herverdelen van rijkdom, maar kennis maakt het echte verschil. In plaats van rijst naar een dorp te brengen, leg je de mensen beter uit hoe ze rijst verbouwen.” Hindriks wijst erop dat een tekort aan talent niet globaal is, maar veeleer een wanverhouding van locaties. “In India studeren jaarlijks anderhalf miljoen ingenieurs af, de meeste andere landen hebben een tekort. Jobbatical wil die gaten vullen.”

Zelfrijdende auto

“Technologie is een manier om zowel fysiek als mentaal buiten onze grenzen te treden”, stelt Ede Tamkivi. Dat is in Estland logisch en nodig, want met 1,3 miljoen inwoners is de thuismarkt beperkt. Ondernemers hebben niet de luxe enkel te mikken op het eigen land. Globaal denken vanaf dag één zit de ondernemers dan ook in het DNA. Een handicap wordt zo een voordeel.

Ook het feit dat Estland amper grote bedrijven telt, speelt een rol. Zo wordt een eigen zaak automatisch een aanlokkelijk idee. “Als je in Estland iets interessants wilt doen in de zakenwereld, moet je haast wel een start-up uit de grond stampen.” Aan het woord is Mart Parve, een Est die bedrijfseconomie studeert aan de KU Leuven. “Mijn Belgische medestudenten mikken op juniorposities bij grote bedrijven. Internationale groepen komen werven in de scholen. In Estland hebben we dat soort veilige opties niet.”

Doordat de Esten hun land vanaf nul moesten opbouwen, is het weinig geïnstitutionaliseerd. Tamkivi maakt de vergelijking met architectuur. “Kijk naar al die lelijke monstergebouwen uit de jaren zeventig in Londen of Brussel. In Tallinn hebben we die periode overgeslagen. Noodgedwongen, er was geen geld. Maar daardoor zijn we vaak voor op het Westen. Neem nu het bankwezen. In Estland betaalden we al met bankkaarten toen jullie nog cheques schreven.”

Karo beaamt dat: “Estland is veel flexibeler dan een strikt gereguleerd land als België. Wij zullen sneller toelaten dat een start-up zijn gekke ideeën test, zoals de zelfrijdende auto’s die hier rondrijden. Een parlementair debat over Uber is hier ook niet nodig. De ondernemers drukken dat van onderaf door. Pas op, het is een fragiel systeem. Een cyberaanval, een privacyschandaal in een e-service of een ongeval met zo’n auto kunnen het op losse schroeven zetten.”

De overheid moedigt ondernemerschap fel aan. Estland wil het centrum van start-ups worden in zijn hoek van Europa. Tegen 2020 wil het een van de beste landen ter wereld zijn om een bedrijf op te richten. Vorig jaar haalden Estse start-ups zo’n 100 miljoen euro aan buitenlands geld op. “Dat is niet slecht voor een klein land”, stelt Karo. “Van de 400 bedrijfjes in de Estse start-upscene zijn er tien of twaalf verkocht aan het buitenland.”

Waar voor je geld

‘Tegenwoordig is het perfect mogelijk vanuit Estland een globaal bedrijf te bouwen’

Maar ook in Estland is het niet al goud dat blinkt. De bevolking daalt. In twintig jaar is het aantal Esten gedaald met 15 procent. Zakenlui vertrekken naar het buitenland, succesvolle start-ups verhuizen hun hoofdkantoor naar Londen of Silicon Valley. Daar vallen meer fondsen te rapen en kunnen ze vissen uit een grotere pool aan talent. In een kritisch stuk in Business News Europa klinkt het zo: “Blijkbaar is het Estse model, met zijn gratis openbare wifi en zijn gebruiksvriendelijke overheidswebsites, niet aantrekkelijk genoeg om te verhinderen dat veel Esten hun toekomst elders zoeken.”

Omdat de Estse techindustrie volk mist, lanceert de overheid een start-upvisum, dat het gemakkelijker maakt mensen naar Tallinn te halen. Tamkivi en Hindriks zien niettemin positieve signalen. Almaar meer Esten keren terug uit Silicon Valley. In Tallinn krijg je meer waar voor je geld, zo menen beide dames. “Voor een luizige flat in Silicon Valley betaal je 3500 dollar per maand. Voor dat geld heb je in Estland een luxevilla. Om nog maar te zwijgen over het verschil in sociale zekerheid”, zegt Hindriks. “Tegenwoordig is het perfect mogelijk vanuit Estland een globaal bedrijf te bouwen.”

Tom Peeters in Tallinn

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content