‘Een op de vier bedrijven is te zwak’

Benny Debruyne
Benny Debruyne Redacteur van Trends

Een bedrijf oprichten is populairder dan ooit, maar te veel ondernemers vertrouwen op hun buikgevoel. “Veel te weinig bedrijven maken een nuchtere analyse van hoe ze ervoor staan.”

In 2015 werden in België 88.963 bedrijven opgericht, tegenover 87.626 in 2014, blijkt uit cijfers van het handelsinformatiekantoor Roularta Business Information. Trends bekeek de cijfers over het aantal starters, stopzettingen en faillissementen van de jongste tien jaar.

De eerste vaststelling is dat het aantal starters nog nooit zo hoog is geweest als in 2015 (zie tabel). In 2007, het jaar voor de economische crisis op de cijfers begon te wegen, waren er 81.476 starters en dat was al een stevige stijging tegenover de jaren daarvoor. “2007 was een uitzonderlijk jaar”, zegt Pascal Flisch, bevoegd voor research en business development bij Roularta Business Information. “Na het begin van de crisis zie je dat het aantal starters weer betert in 2009. In 2012 is er opnieuw een breuk, maar de daling is niet zo sterk als in 2008. In 2012 voelde iedereen dat de crisis langer zou duren dan verwacht.” De reden van de stijging dit jaar werd niet onderzocht, maar is wellicht een combinatie van factoren. De economische verwachtingen zijn iets beter, de Belgische bevolkingsgroei speelt een rol en de jongste jaren is ondernemen populairder geworden in België.

Verhoudingsgewijs heeft het Brussels Gewest de meeste starters, gevolgd door Waals-Brabant en de provincie Antwerpen. Die verhouding bekomt u door het bevolkingsaantal te delen door de startende bedrijven. In het Brussels Gewest was er in 2015 voor elke 89 inwoners een starter, in Waals-Brabant bedroeg dat cijfer 99 en in Antwerpen 118,5. Daarna volgen, aangevoerd door West-Vlaanderen (125), een aantal provincies op een kluitje. Luxemburg (164) en Henegouwen (165) scoren het laagst.

Voorheffing

Niet alleen het aantal starters steeg. Er zijn ook meer stopzettingen en faillissementen dan vroeger. In 2015 verdwenen 69.822 bedrijven: 59.500 ondernemingen werden stopgezet en 10.322 gingen failliet. Dat is merkelijk minder dan in 2014, maar dat jaar werd het cijfer van de stopzettingen vertekend door de nieuwe regeling over de liquidatiebonus, waarbij de regering- Di Rupo de roerende voorheffing verhoogde van 10 tot 25 procent voor wie zijn vennootschap vereffende. Wie nog onder de 10 procentregeling wou vallen, moest er snel bij zijn. Daardoor piekte het aantal stopzettingen in 2014 op 68.537, terwijl het er in 2013 maar 60.212 waren. Ook het faillissementscijfer in 2015 ligt weer lager dan de drie jaar daarvoor.

Pascal Flisch schat het aantal vennootschappen dat een balans neerlegt in België op goed 400.000. Voor een nv, bvba, vzw of coöperatie is een balans neerleggen verplicht, maar voor een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap bijvoorbeeld niet. In totaal waren er vorig jaar 1.278.818 ondernemingen actief in België. Tien jaar geleden lag dat nog ver onder het miljoen.

Als er meer ondernemingen zijn, is het logisch dat er ook meer stopzettingen en faillissementen zijn. Interessanter is daarom de ‘faillissementsgraad’, dat is de verhouding tussen het aantal bedrijven en het aantal ondernemingen dat failliet ging. Dat levert voor 2015 een faillissementsgraad van 0,8 op: van elke honderd bedrijven ging er dus iets minder één failliet. Dat was tien jaar geleden ook al zo. Hoewel het aantal starters en stopzettingen het afgelopen decennium sterk steeg in vergelijking met tien jaar geleden, blijft de faillissementsgraad dus ongeveer gelijk.

Volgens Pascal Flisch wijzen de kerncijfers van Roularta Business Information op structurele zwakheden bij te veel bedrijven. “Van de 400.000 vennootschappen die een balans neerleggen, zijn er 56.019 met een negatief eigen vermogen. Dat is meer dan een op de acht. Zulke bedrijven zijn vogels voor de kat.” Als je daar dan nog de 53.104 bedrijven bijtelt die wel een positief eigen vermogen hebben, maar een lage solvabiliteit – tussen 0 en 15 procent -, dan kom je tot meer dan 100.000 probleemgevallen. “Een op de vier is dus te zwak om krediet te krijgen van de banken.”

Fundamenten

Dat is nog niet alles, gaat Flisch voort, want 65.643 bedrijven hadden een negatieve cashflow voor het boekjaar 2014-2015. “Ze hebben dus een probleem met de rendabiliteit: aan het einde van het jaar zijn ze armer dan aan het begin. Zulke ondernemingen boeken niet genoeg omzet. Ze leven boven hun middelen.” 143.000 bedrijven hebben dan weer niet genoeg activa om hun schulden op korte termijn af te betalen, ze kampen met een negatieve liquiditeitsratio.

Het is volgens Flisch geen toeval dat ondernemers zeggen dat ze moeilijk een lening krijgen bij de bank. De samenleving vraagt sinds de crisis dat banken minder risico nemen, en de fundamenten van de bedrijven zijn vaak niet gezond genoeg om in aanmerking te komen voor een krediet. “Veel mensen starten met veel enthousiasme, maar maken geen echte studie van de mogelijkheden. Je kunt beter een financieel plan maken op twee of drie jaar, zodat je voldoende gewapend bent. En als je verliezen boekt, moet je je op een bepaald moment afvragen wat er verkeerd loopt en wat je eraan kunt doen. Zit je op de verkeerde locatie, zijn de kosten te hoog of zijn de producten achterhaald? Veel te weinig bedrijven maken zo’n nuchtere analyse van hoe het bedrijf ervoor staat.”

Pascal Flisch deelt de bedrijven op in een piramide met drie niveaus. “70 procent van de ondernemingen werkt op buikgevoel”, zegt Flisch. “Het zijn de ondernemers die zich afvragen of ze voldoende geld op de rekening hebben staan om overmorgen de huur en hun personeel te betalen. Als dat zo is, slapen ze op hun twee oren. Dat is het laagste niveau van de piramide. Daarboven heb je ondernemers die hun zaakjes op orde hebben, maar zich afvragen hoe ze kunnen groeien. Ze zoeken meer omzet, maar ze weten niet goed hoe ze nieuwe markten kunnen veroveren of hoe ze gestructureerd kunnen groeien. Deze bedrijven stellen te weinig zaken ter discussie. Ze kijken niet naar de resultaten van hun concurrenten. Hun leveranciers zijn vrienden geworden, over wie ze geen vragen stellen. Ook bij trouwe leveranciers kunnen er ongelukken gebeuren. De derde en kleinste categorie zijn de gestructureerde ondernemingen die zoeken naar cashflow en toegevoegde waarde. Ze zoeken niet zomaar groei, maar willen er centen aan verdienen. Dat is de elite onder de bedrijven.”

Benny Debruyne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content